Overbruggingswet met meer verfijningen
Omdat een nieuw stelsel op grond van werkelijk rendement niet in korte tijd is op te tuigen introduceerde het kabinet de Overbruggingswet met enkele verfijningen in het box 3-belastingsysteem. Zo zijn er drie categorieën aangebracht in plaats van één forfaitair percentage voor alle vermogensrendementen. Het percentage voor banktegoeden is nu 0,01%, voor schulden 2,46% en voor overige bezittingen 6,17%. Deze laatste categorie omvat dus nog steeds zaken als aandelen en vakantiehuizen. De percentages kunnen overigens nog met terugwerkende kracht worden aangepast op basis van de praktijk.
Een realistischer en werkbaar systeem
Staatssecretaris Van Rij zegde in april van dit jaar toe onderwerpen op te pakken die als onevenwichtig aanvoelen. Zoals bijvoorbeeld de onderlinge verrekening van schulden en vorderingen tussen echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Dit levert de situatie op dat schuld onder het lage forfaitair percentage van 2,46% valt en een vordering in de categorie 6,17%. De staatssecretaris beloofde dit onderwerp te defiscaliseren, ofwel buiten de heffing te laten. Een ander onderwerp dat op veel mensen impact heeft is het aandeel in een Vereniging van Eigenaren. Hierover is toegezegd dit niet in de categorie overige bezittingen (6,17%) te plaatsen, maar onder banktegoeden te laten vallen (0,01%). Verder wordt overwogen de categorie overige bezittingen verder uit te splitsen met bijbehorende aparte rendementspercentages, onder andere voor effecten, onroerende zaken, kapitaalverzekeringen, periodieke uitkeringen, pensioenen en lijfrentes. Op deze manier zijn rendementen nauwkeuriger aan diverse categorieën te koppelen, in de hoop dat dit een realistischer en werkbaar systeem oplevert dat niet in strijd is met de Rechten van de Mens.