Silvain Niekel (EY) beantwoordt zeven vragen over het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat.
Het fiscale vestigingsklimaat van Nederland oogt minder glorieus dan vroeger. Silvain Niekel van EY maakt de balans op en kijkt vooruit.
1. Welke rol speelt het fiscale vestigingsklimaat van een land bij investeringsbeslissingen van bedrijven?
“Je hoeft maar naar Ierland te kijken om te beseffen dat het fiscale vestigingsklimaat een zeer belangrijke rol speelt bij de locatiekeuze van multinationals. Deze ‘Celtic Tiger’ heeft de afgelopen drie decennia een enorme economische groei doorgemaakt, vooral door buitenlandse investeringen aan te trekken. Het stabiele en lage vennootschapsbelastingtarief van 12,5 procent was hierbij vaak een bepalende factor.”
2. Waarom stond Nederland altijd bekend om zijn gunstige fiscale vestigingsklimaat?
“Vanwege onze kleine thuismarkt en open economie heeft het Nederlandse fiscale stelsel van oudsher een internationale focus. Kapitaalimportneutraliteit was altijd een belangrijk uitgangspunt bij ons fiscale beleid. Binnen de vennootschapsbelasting is bijvoorbeeld de deelnemingsvrijstelling van belang om dubbele belasting over bedrijfswinsten te voorkomen. Denk verder aan ons uitgebreide en gunstige netwerk van belastingverdragen. Ook de mogelijkheid om vooraf zekerheid te krijgen over de fiscale positie bij de Belastingdienst was altijd een belangrijke pijler van ons fiscale vestigingsklimaat.”
3. Waarom is er zo veel reuring in de politiek en de media over de kwalificatie van Nederland als een belastingparadijs?
“Onze gunstige fiscale infrastructuur voor internationale handelsstromen heeft veel buitenlandse bedrijven aangetrokken die voor veel werkgelegenheid hebben gezorgd. Maar de keerzijde was dat er ook bedrijven op afkwamen die alleen maar een houdster- of financieringsmaatschappij hebben opgezet – zonder echte substance in Nederland. Dergelijke brievenbusmaatschappijen staan internationaal onder toenemende druk en de Nederlandse regering werkt proactief mee aan initiatieven om het gebruik ervan terug te dringen. Het is teleurstellend dat er in de media zo weinig aandacht is voor de nuance in deze discussie en dat alle multinationals over één kam worden geschoren. Een relatief kleine, maar luidruchtige groep lijkt een soort tax wokeness te propageren, waarbij ieder groot bedrijf bij voorbaat wordt weggezet als belastingontwijker.”
4. Waarom is ons investeringsklimaat minder aantrekkelijk dan voorheen?
“Allereerst komt dit doordat enkele aantrekkelijke aspecten van ons belastingstelsel door andere landen zijn gekopieerd en soms zelfs zijn verbeterd. Ook voerde Nederland enkele wetswijzigingen door die ons op achterstand hebben gezet ten opzichte van andere landen. Zo koos ons land bij de invoering van Europese belastingrichtlijnen steeds voor de strengste variant. Op zich hebben deze maatregelen een nobel doel: het indammen van mogelijkheden tot internationale belastingontwijking. Maar het probleem is dat ze vaak overkill bevatten en ook bedrijven raken die eigenlijk niets verkeerd doen. Verder was er de afgelopen jaren sprake van een nogal zwalkend beleid. Als er één ding is waar buitenlandse investeerders een hekel aan hebben, dan is het wel onvoorspelbaarheid. Bij veel buitenlandse partijen is het vertrouwen in de Nederlandse overheid sterk afgenomen, merk ik in de praktijk.”
5. Hoe beoordeel je het Nederlandse vestigingsklimaat voor de financiële sector?
“Nederland staat op achterstand. Het is typerend dat, na de brexit, slechts een beperkt aantal partijen voor Nederland heeft gekozen. We zijn succesvol geweest in handelsplatformen en traders aantrekken, maar de meeste verzekeraars, banken en vermogensbeheerders zijn uitgeweken naar landen als Ierland, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg. Die landen zijn actief op zoek naar mogelijkheden om hun internationale aantrekkingskracht op dit gebied te vergroten. Voor Nederland heeft de financiële sector echter geen prioriteit; hij komt niet terug in het topsectorenbeleid van ons kabinet. Ik heb de indruk dat veel Nederlandse beleidsmakers ‘de financiële sector’ sinds de financiële crisis nog steeds als een vies woord beschouwen.”
6. Wat doen andere landen beter?
“Andere landen passen actief hun wet- en regelgeving aan om zich aantrekkelijk(er) te maken voor financiële instellingen. Sowieso houden ze bij de vormgeving van hun wetgeving veel meer rekening met de bijzondere aard en positie van financiële instellingen. Aan de ene kant heeft dit natuurlijk te maken met een andere prioriteitsstelling. Maar ik heb ook de indruk dat er in die landen een intensievere dialoog bestaat tussen het bedrijfsleven, beleidsmakers en politici. Dit probleem speelt al langer: de oprichting van het Holland Financial Center in 2007 was met name ingegeven door het gebrek aan onderlinge communicatie. Het idee was om een soort privaat-publiek forum te creëren om gezamenlijk met plannen te komen om de financiële sector in Nederland internationaal weer concurrerend te maken. Helaas is dit initiatief na de financiële crisis een stille dood gestorven, waardoor we weer terug bij af zijn.”
7. Hoe zie jij de toekomst van ons fiscale vestigingsklimaat?
“Recentelijk zijn op OESO- en EU-niveau ingrijpende afspraken gemaakt over de belastingheffing van multinationals. Maar binnen dit internationale kader kan een land nog steeds eigen keuzes maken over enkele fundamentele elementen van zijn belastingstelsel. Ik hoop dat het nieuwe kabinet deze ontwikkeling aangrijpt om te komen tot een gedurfde, heldere visie op ons fiscale vestigingsklimaat. We hebben de verdiencapaciteit van buitenlandse bedrijven hard nodig om onze collectieve voorzieningen en de verduurzaming van onze economie te financieren.”