Boogbrug in Kromlau

Waarom de zachte kant pas werkt als de harde kant op orde is


Hoe zorgen commissarissen voor balans tussen de harde en zachte kant van organisaties? Gebruik het model van Ken Wilber, stelt Tanja Nagel.

Martijn de Jong van EY ging in gesprek met commissaris Tanja Nagel over de ‘zachte’ en de ‘harde’ kant van organisaties en hoe die zich verhouden tot de organisatie als geheel en het individu binnen de organisatie. Ze schetst een model van Ken Wilber waarin die verschillende dimensies en hun onderlinge samenhang aan bod komen. Nagel gebruikt dit vaak in haar rol als toezichthouder en geeft aan dat de manier van denken commissarissen kan aanzetten tot het stellen van vragen vanuit een ander perspectief. Het biedt dus mogelijk een extra houvast voor toezichthouders. Dit artikel schetst een weergave van Nagels gedachten bij het model.

Vertrouwen geven is een positieve driver

Harde versus zachte kant

De organisatiestructuur en het prestatie- en beoordelingssysteem vormen als het ware de harde kant van een organisatie. Daartegenover staat de zachte kant, waarin de organisatiecultuur en de individuele kernwaarden van werknemers zich bevinden. Als een organisatie bewust wil omgaan met de organisatiecultuur, dan is het van belang dat de leiding goed weet wat ze wil bereiken en hoe de individuen in de organisatie daarbij passen. Echter, als de organisatiestructuur niet op orde is, in de vorm van adequate systemen, processen en procedures, dan is het voor mensen onvoldoende duidelijk wat er van ze wordt verwacht. Vooral de zachte kant wordt de laatste jaren steeds vaker benadrukt, maar het is wezenlijk dat ook de harde kant goed in elkaar zit. Zo niet, dan kan er geen goede cultuur ontstaan, omdat mensen vaak ontevreden zijn over wat er niet goed loopt in de organisatie. Het helpt commissarissen om meer bewust bij deze verschillende dimensies stil te staan. Dat kan aan de hand van de ideeën van de filosoof Ken Wilber.

De vier kwadranten van Wilber

In Wilbers boek A Brief History of Everything staat een opvatting over organisaties die steeds vaker opgeld doet in de praktijk. Wilber schetst een organisatiemodel met vier kwadranten. Er zijn twee onzichtbare kwadranten die de zachte kant vormen – het interne perspectief – en twee zichtbare kwadranten die de harde kant vormen – het externe perspectief. Voor zowel het interne als het externe perspectief van de organisatie bestaat een individuele als een collectieve invalshoek. De afstemming tussen deze kwadranten is interessante materie voor commissarissen.

Het model van Wilber
Het bestuur móet de cultuur zelf actief uitdragen
Tanja Nagel
Tanja Nagel

Collectief extern kwadrant

De gedachtegang begint bij het collectieve externe harde perspectief. Dat is het kwadrant rechts beneden. In dat vlak gaat het over de organisatiestructuur die is opgebouwd uit processen, procedures enzovoorts. Dat zijn de meest zichtbare zaken in een organisatie.

Commissarissen kunnen het collectieve externe perspectief koppelen aan de auditcommissie en de risicocommissie, aan alles wat ervoor zorgt dat de administratieve organisatie goed functioneert en dat de financiën helder in beeld zijn.

 

Individueel extern kwadrant

Verschuiving naar rechtsboven leidt naar de individuele externe harde zichtbare kant. Hier zou voor elk individu duidelijk moeten zijn wat er van hem of haar wordt verwacht om het collectieve externe perspectief goed draaiend te houden. Dat kwadrant is meestal redelijk helder in beeld, bijvoorbeeld in de vorm van key performance indicators (kpi’s).

 

Het individuele externe perspectief (de kpi’s gekoppeld aan het menselijk gedrag) is vaak een zaak van de talent & remuneratie-commissie: is er helder zicht op hoe de beoordeling en beloning in de organisatie werken?

 

Individueel intern kwadrant

Verplaatsing naar linksboven leidt naar een wat minder zichtbaar gebied, het interne individuele niveau. Dat niveau bevat de drijfveren van het individu, de kernwaarden en overtuigingen. Kernwaarden worden in de eerste achttien levensjaren opgebouwd, vaak onbewust. De manier waarop iemand in het leven staat en zich gedraagt heeft veel te maken met de individuele drijfveren, kernwaarden en overtuigingen. Het individuele interne perspectief vraagt van het leiderschap om te weten wat individuen drijft. Gesprekken gaan dan niet meer alleen over omzetstijgingen en kostenreductie en wat een individu daaraan bijdraagt. Ze gaan ook over wat mensen belangrijk vinden en hoe dat in het verlengde kan worden gebracht van wat de leiding met de organisatie wil bereiken. Als de cultuur ver afstaat van de individuele waarden en overtuigingen, kan het verstandig zijn om in gesprek te gaan met deze persoon. Het is dan wellicht logisch om uit elkaar te gaan, ook al behaalt diegene wel de (harde) targets. Deze invalshoek leidt tot heel interessante en waardevolle gesprekken, ook – of misschien juist – voor deze collega. Dit is uiteraard geen rol voor de commissaris, maar deze kan wel vragen stellen over hoe de leiding ervoor zorgt om een beeld te krijgen/hebben van de drijfveren van medewerkers, en hoe daarmee wordt omgegaan.

 

Collectief intern kwadrant

Het laatste kwadrant, links beneden, is het collectieve onzichtbare interne kwadrant. Hierin bevindt zich de organisatiecultuur. Het is wezenlijk dat de leiding weet welke cultuur zij voor ogen heeft en in hoeverre zij in staat is om de individuen mee te krijgen in wat zij belangrijk vindt. Dit perspectief is heel belangrijk voor de toon-aan-de-top. Het bestuur móet de cultuur zelf actief uitdragen willen de mensen in de organisatie dat ook belangrijk (gaan) vinden. Het bestuur moet dus ook steeds zelf het goede voorbeeld geven dat in lijn ligt met die (beoogde) cultuur. Dat is best lastig! Als de werknemers weten wat hun drijfveren zijn en deze in lijn te brengen zijn met de koers van de organisatie, dan krijgen ze vaak vleugels. Het is belangrijk dat de leiding zorgt voor voldoende ruimte en tijd om hiermee aan de slag te gaan.

 

De organisatiecultuur verdient continu aandacht en dat kan niet alleen door HR gebeuren. De lijn bepaalt, HR faciliteert. Dit is immers primair een zaak van het management. De kwaliteiten van het leiderschap moeten ervoor zorgen dat het optimale uit de mensen wordt gehaald. Als je eenmaal (met een grote groep mensen!) hebt gedefinieerd hoe de cultuur eruit moet zien, dan weet je ook wie de ‘vuurtorens’ in de organisatie zijn: de mensen die graag een bijdrage leveren, die helder zien wat hun rol kan zijn en die andere mensen daarin mee willen nemen. Het geven van vertrouwen is hierbij een positieve driver. Mensen moeten het gevoel hebben dat ze autonomie hebben en dat ze ook fouten mogen maken.

 

Deze aanpak maakt het eenvoudiger om het gevoel te hebben ergens bij te horen en dat ze aandacht en waardering krijgen. Het aardige is dat het voor de leiders zelf ook veel meer voldoening geeft als de mensen in de lijn vanuit hun eigen waarden en overtuiging gaan handelen en de ruimte krijgen en nemen.

 

De commissaris heeft hierbij een belangrijke rol. Ook al is cultuur ‘soft’, er kunnen wel degelijk kpi’s worden afgesproken. De commissaris toetst regelmatig hoe het proces verloopt en wat de resultaten zijn, en of dit conform afspraken gaat. Bovendien blijkt dit bij uitstek een onderwerp waarbij ook de adviserende taak van de commissaris aan bod kan komen.

De afstemming tussen deze kwadranten is interessante materie voor commissarissen

Vind de juiste balans

Voor veel organisaties zijn hier nog stappen te zetten. Ook raden van commissarissen zijn soms nog een beetje op zoek naar hoe je dat goed vormgeeft. Het is mooi als bestuurders en commissarissen samen optrekken om de juiste balans tussen de diverse dimensies te vinden.





Samenvatting

De laatste jaren is er veel aandacht voor de zachte kant van organisaties, zoals cultuur en kernwaarden. Toch moet ook de harde kant goed in elkaar zitten, stelt commissaris Tanja Nagel. Zo niet, dan kan er geen goede cultuur ontstaan, omdat mensen vaak ontevreden zijn over wat er niet goed loopt in de organisatie. Het helpt commissarissen om hierbij bewust stil te staan. Dat kan met het organisatiemodel van de filosoof Ken Wilber. Hij stelt vier kwadranten voor, waarin een intern, extern, individueel en collectief perspectief elkaar raken. De uitdaging voor bestuurders en commissarissen is om hierin de juiste balans te vinden, aldus Nagel.


Over dit artikel