Toelichting over onder meer inkomensbeleid, giftenaftrek, nazorg wet fiscaal kwalificatiebeleid, earningsstrippingmaatregel en aanpassingen in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit
De Staatssecretaris van Financiën heeft recentelijk vragen over het Belastingpakket 2025 beantwoord. De staatssecretaris gaat onder meer in op vragen over het inkomensbeleid, de heffings- en arbeidskortingen, giftenaftrek, over de nazorg Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen, de earningsstrippingmaatregel en de aanpassing van de kwijtscheldingwinstvrijstelling in de vennootschapsbelasting.
Verder heeft de bewindsman aandacht voor de btw-verhogingen, het niet afschaffen van de inkoopfaciliteit in de dividendbelasting, de 30%-regeling, aanpassingen in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit, het wetsvoorstel wet aanpassing wet minimumbelasting, het wetsvoorstel beëindiging salderingsregeling en box 3.
De vragen zijn gesteld tijdens het eerste wetgevingsoverleg op 21 oktober 2024. Een aantal punten lichten wij hieronder uit.
Giften
De staatssecretaris licht nogmaals toe dat als bedrijven goede doelen steunen door middel van sponsoring of reclame deze geen giften vormen maar zakelijke kosten, die net als andere bedrijfskosten aftrekbaar zijn van de winst voor de vennootschapsbelasting. Ook uitgaven die worden gedaan in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen zijn volgens de staatssecretaris zakelijk en dus in principe aftrekbaar. De staatssecretaris geeft aan dat giften die zijn gedaan vanuit aandeelhoudersmotieven (de wens van een aandeelhouder om een goed doel te steunen) niet-zakelijk zijn en voor de vennootschapsbelasting niet aftrekbaar zouden moeten zijn bij de vennootschap, maar behoren te worden gezien als uitdelingen die onderworpen zijn aan dividendbelasting.
De staatssecretaris laat weten dat - gezien de evaluatie en het feit dat de regeling geven uit de vennootschap mogelijk ongewenste constructies tot gevolg kan hebben - wat betreft het kabinet niet wordt gewacht met het afschaffen van de giftenaftrek voor bedrijven totdat er een eventueel alternatief is gevonden. Naar het oordeel van het kabinet zijn de regelingen giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en geven uit de vennootschap overbodig en maken zij het belastingstelsel onnodig ingewikkeld.
Nazorg Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen; Inkoopfondsen
De staatssecretaris gaat uitgebreid in op vragen over de (nazorg) van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen. De staatssecretaris geeft onder meer aan dat het kabinet zowel vanuit de praktijk als vanuit de Belastingdienst signalen ontvangt dat in bepaalde gevallen de tijdsdruk toeneemt. Zo blijkt dat bepaalde beleggingsfondsen, waaronder beleggingsfondsen waar pensioenfondsen in beleggen, wel de intentie hebben om met ingang van 1 januari 2025 een inkoopfonds (en daarmee niet zelfstandig belastingplichtig) te zijn, maar dat het om praktische redenen niet altijd haalbaar is om dit voor 1 januari 2025 te realiseren.
Inkoopfondsen worden onder de huidige wettelijke regeling ook als transparant aangemerkt. Het niet tijdig kunnen voldoen aan de voorwaarden om als een inkoopfonds aangemerkt te worden, komt bijvoorbeeld omdat de bestaande overeenkomsten van (thans transparante) beleggingsfondsen in overleg met alle medebeleggers moeten worden gewijzigd om te voldoen aan de voorwaarden voor het zijn van inkoopfonds. Deze vertraagde herstructureringen kunnen volgens de staatssecretaris tot gevolg hebben dat beleggingsfondsen voor een korte periode zelfstandig belastingplichtig worden, en die zelfstandige belastingplicht verliezen als zij later in het jaar alsnog aan de voorwaarden voor het zijn van inkoopfonds voldoen. Terwijl het om beleggingsfondsen gaat die thans al transparant zijn en deze status ook na 1 januari 2025 wensen te continueren. De staatssecretaris laat weten dat het kabinet van mening is dat deze uitkomst en de daarmee gepaard gaande discussies tussen belastingplichtigen en Belastingdienst ongewenst zijn. Het kabinet komt om die reden op korte termijn met een nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2025 met een aanvullende overgangsbepaling in de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling. Met die bepaling zullen thans transparante fondsen onder voorwaarden langer de tijd krijgen om zich te herstructureren tot inkoopfonds. Eén van die voorwaarden is dat het fonds reeds in 2024 het voornemen heeft om in de loop van 2025 aan de voorwaarden van inkoopfonds te voldoen. Het kabinet ziet, gegeven de doelstelling van de zelfstandige belastingplicht van het fonds voor gemene rekening, het reeds geboden overgangsrecht en de mogelijkheden om heffing op het niveau van een beleggingsfonds te voorkomen (inkoopfonds dan wel fiscaal beleggingsinstellingregime) op dit moment geen aanleiding om verdere wettelijke maatregelen te treffen.
Renteaftrekbeperking earningsstrippingmaatregel
De staatssecretaris gaat ook in op vragen over de antifragmentatiebepaling in de earningsstrippingmaatregel. In het Belastingplan is opgenomen dat de drempel van € 1 miljoen vrij aftrekbare rente niet meer benut kan worden door vastgoedlichamen met aan derde verhuurd vastgoed. Er zijn vragen gesteld of deze aanscherping voor anders vormgegeven zou kunnen worden. De staatssecretaris merkt op dat de alternatieve vormgeving van de antifragmentatiemaatregel waarin de drempel eenmaal per groep wordt toegepast, niet uitvoerbaar is. Ook is gevraagd om te overwegen om de voorgestelde antifragmentatiemaatregel te laten vervallen en de derving te dekken door het percentage van de generieke renteaftrekbeperking te verlagen. De staatssecretaris geeft onder meer aan dat, om het ondernemingsklimaat te verbeteren, het kabinet in het regeerprogramma heeft afgesproken om het percentage dat wordt gehanteerd voor het bepalen van de aftrekruimte te verhogen van 20% naar 25%. De staatssecretaris merkt op dat het kabinet graag stabiliteit wil uitdragen in het fiscale beleid om zo bedrijven zekerheid te bieden. Het gebruiken van de generieke renteaftrekbeperking als dekkingsbron voor andere maatregelen schaadt volgens de bewindsman het ondernemingsklimaat.
Aanpassing kwijtscheldingswinstvrijstelling in de vennootschapsbelasting
In het wetsvoorstel Belastingplan 2025 wordt voorgesteld om voor situaties met te verrekenen verliezen van meer dan € 1 miljoen de kwijtscheldingswinst volledig vrij te stellen voor zover die uitgaat boven het verlies dat overigens in het jaar is geleden. Hiermee wordt voorkomen dat een verschuldigd bedrag aan vennootschapsbelasting, als gevolg van de samenloop van de kwijtscheldingswinstvrijstelling met de in 2022 aangepaste verliesverrekeningsregels, een mogelijke doorstart bij belastingplichtigen die in financiële moeilijkheden verkeren in de weg staat. Onder meer is gevraagd om de voorgestelde aanpassingen met betrekking tot de wijziging van de kwijtscheldingswinstvrijstelling terug te laten werken tot en met 1 januari 2022. De staatssecretaris laat weten hier geen voorstander van te zijn. Mocht het verlenen van terugwerkende kracht door de Kamer toch wenselijk worden geacht, dan lijkt de staatssecretaris het meest verstandig om aan te sluiten bij kwijtscheldingen op of na de datum van Prinsjesdag, 17 september 2024, toen de voorgestelde aanpassingen met betrekking tot de wijziging van de kwijtscheldingswinstvrijstelling openbaar zijn gemaakt. Hiermee wordt volgens de staatssecretaris aangesloten bij situaties waar dit momenteel kan spelen en niet bij situaties uit het verleden waar het verlenen van terugwerkende kracht geen oplossing voor een mogelijke doorstart meer zal bieden.
Parlementaire voortgang
De beantwoording van de vragen over het Belastingpakket 2025 vindt u hier.
De tweede nota van wijziging van het Belastingplan 2025 vindt u hier.
Voor eerdere berichten over het Belastingpakket 2025 zie het onderstaande overzicht:
EYFN 2024/42: De op 11 oktober 2024 verschenen nota’s naar aanleiding van het verslag.
EYFN 2024/41: De op 3 oktober 2024 ingediende nota’s van wijziging.
EYFN 2024/38: De op 17 september 2024 verschenen Prinsjesdagmailing.