Achtergrond bedrijfsopvolgingsregeling
De BOR is in het leven geroepen om de continuïteit van voornamelijk familiebedrijven te waarborgen. Deze regeling voorkomt onder meer dat problemen ontstaan bij bedrijfsoverdracht, omdat geen geld beschikbaar is om de erf- of schenkbelasting te betalen. Belangrijk hierbij is om te realiseren dat een hoge erf- of schenkbelasting niet alleen het probleem van de belastingplichtige zelf is, maar - als de belastingplichtige het geld uit de onderneming moet onttrekken om deze belasting te betalen, vormt dat ook een probleem voor de onderneming, haar werknemers en de Nederlandse economie in ruimere zin.
Doordat de BOR door sommigen ook wordt gezien als een subsidiemaatregel van de overheid, is deze regeling regelmatig onderwerp van discussie. Critici van de regeling zijn van mening dat de BOR voornamelijk welvarende families ten goede komt, omdat men over de overdracht van familiebedrijven (met een hoge waarde) weinig belasting hoeft te betalen, het zogenaamde ‘cadeau effect’.
Versobering bedrijfsopvolgingsregeling in Belastingplan 2024
De discussie over de BOR is niet nieuw. In het Belastingplan 2024 zijn al maatregelen genomen tot de versobering van de BOR, waaronder een verlaging van het vrijgestelde percentage aan ondernemingsvermogen. De vrijgestelde drempel aan ondernemingsvermogen is daarentegen juist verruimd.
Over het eerste deel van de waarde van de onderneming, het ondernemingsvermogen, hoeft bij bedrijfsoverdracht geen belasting te worden betaald. Dit heet de vrijstelling. Deze vrijstelling betreft in 2024 € 1.325.253 en wordt per 1 januari 2025 verhoogd naar € 1,5 miljoen aan ondernemingsvermogen. Het deel van het ondernemingsvermogen dat boven de grens ligt wordt in 2024 nog vrijgesteld tegen een percentage van 83%. Per 1 januari 2025 wordt dit percentage verlaagd tot 75%. Dit betekent vanaf 1 januari 2025, dat als de waarde van de onderneming lager is dan € 1,5 miljoen, er geen belasting hoeft te worden betaald over de waarde van de onderneming. Is de waarde van de onderneming hoger, dan dient over het surplus 25% erf- of schenkbelasting te worden betaald.
Bij de overdracht van kleine ondernemingen waarbij een relatief lage waarde aan ondernemingsvermogen wordt overgedragen, zal door de verruiming van de drempel aan ondernemingsvermogen niet of nauwelijks erf- of schenkbelasting worden geheven. Voor grotere ondernemingen waarbij een hoge waarde aan ondernemingsvermogen wordt overgedragen, zal de belastingdruk van de BOR door versobering van het vrijstellingspercentage aan ondernemingsvermogen stijgen. Dit betreft een stijging van de maximale belastingdruk van de BOR met optimale toepassing van de faciliteiten van 1,6%.
Mogelijke verdere versobering bedrijfsopvolgingsregeling
In het bouwstenenrapport wordt een mogelijke verdere versobering van de BOR onder de aandacht gebracht. Onder meer wordt voorgesteld de vrijstelling aan ondernemingsvermogen te verlagen. Dit kan volgens het rapport langs twee wegen:
- er komt een uniforme vrijstelling van bijvoorbeeld 25% aan ondernemingsvermogen; of
- de vrijstelling van 100% over grofweg de eerste € 1,3 miljoen aan ondernemingsvermogen blijft gehandhaafd, maar de 83% vrijstelling (75% per 1-1-2025) over het meerdere wordt verlaagd naar bijvoorbeeld 25%.
De onderzoekscommissie geeft hierbij in het rapport aan dat versobering van de vrijstelling het ‘cadeau-effect’ verkleint en daarmee bijdraagt aan het tegengaan van vermogensongelijkheid binnen de volgende generatie. Men stelt dat de schenk- en erfbelasting ten aanzien ondernemingsvermogen versus ander vermogen, neutraler, doelmatiger en minder ongelijk verdeeld zou worden. Daarnaast is er een bestaande betalingsfaciliteit beschikbaar voor situaties waarin een directe betaling van de schenk- of erfbelasting problematisch is. Op verzoek kan de belastingplichtige namelijk uitstel van betaling aanvragen. Indien dit wordt verleend, ontvangt de belastingplichtige een conserverende aanslag. Deze aanslag hoeft niet gelijk betaald te worden, maar deze aanslag moet binnen maximaal tien jaren betaald zijn. Met deze aanpak denkt de onderzoekscommissie dat de potentiële negatieve effecten voor succesvolle bedrijfsoverdrachten binnen de familie, of aan andere ontvangers van een schenking of erfenis, worden voorkomen. Het zorgt er volgens de commissie op deze manier voor dat ondernemers gesteund blijven, terwijl tegelijkertijd stappen worden gezet om de vermogensongelijkheid te beperken.