Op 12 februari 2024 heeft demissionair staatssecretaris Marnix van Rij het rapport "Belastingen in een maatschappelijk perspectief: Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel" - vanaf nu het "Bouwstenenrapport" genoemd - aan het parlement aangeboden. Dit rapport bevat beleidsaanbevelingen die onder andere gericht zijn op het fiscale vestigingsklimaat en concurrentievermogen van Nederland. Twee beleidsaanbevelingen richten zich specifiek op de generieke renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting, bekend als de earningsstrippingmaatregel.
Invoering van de earningsstrippingmaatregel
In 2019 werd in Nederland de earningsstrippingmaatregel geïntroduceerd. Deze regeling beperkt de aftrek van de nettorentelasten tot maximaal 30% van de earnings before interest, tax, depreciation and amortisation (de "EBITDA") van belastingplichtigen, of tot maximaal € 1 miljoen, indien dat hoger is. Per 1 januari 2022 is het percentage van de earningsstrippingmaatregel verlaagd naar 20%. Een verdere aanscherping van de earningsstrippingmaatregel is beoogd met de in de Voorjaarsnota 2023 en Voorjaarsnota 2024 voorgestelde maatregel om vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed per 1 januari 2025 uit te sluiten van de drempel in de earningsstrippingmaatregel. Dit voorstel heeft als doel het voorkomen van het ‘opknippen’ van vennootschappen om vaker gebruik te maken van de drempel in de earningsstrippingmaatregel.
EU-context: ATAD 1-richtlijn
De earningsstrippingmaatregel is de implementatie van de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (de "ATAD 1-richtlijn") in de Nederlandse wetgeving. De ATAD 1-richtlijn stelt minimumstandaarden vast ten aanzien van de aftrekbaarheid van rente, waaronder een generieke regel waarbij de aftrek van nettorentelasten beperkt wordt tot maximaal 30% van de EBITDA, met een drempel van € 3 miljoen. Het staat EU-lidstaten echter vrij om strengere maatregelen te implementeren in hun nationale wetgeving.
Tegenstrijdige beleidsaanbevelingen
De beleidsaanbevelingen in het rapport die zien op de earningsstrippingmaatregel beogen harmonisatie van het fiscale ondernemingsklimaat met het buitenland en de aanpak van het verschil in fiscale behandeling tussen eigen en vreemd vermogen. Deze doelstellingen leiden echter tot conflicterende beleidsaanbevelingen in het rapport. Enerzijds wordt voorgesteld om de aftrekbaarheid van nettorentelasten te verruimen door het percentage van de earningsstrippingmaatregel te verhogen van 20% naar 25%. Anderzijds wordt voorgesteld om de aftrekbaarheid te beperken door de drempel in de earningsstrippingmaatregel te verlagen van € 1 miljoen naar € 0,5 miljoen.
Harmonisatie versus differentiatie
De eerste doelstelling is gericht op het harmoniseren van het fiscale ondernemingsklimaat met dat van het buitenland, waarbij in het rapport het Europees gemiddelde specifiek wordt aangehaald. Bij het beschouwen van de omliggende EU-lidstaten van Nederland, is een duidelijke lijn zichtbaar. In zowel Duitsland, België, Luxemburg, Frankrijk, Oostenrijk als Ierland wordt de ATAD-1 richtlijn geïmplementeerd in de nationale wetgeving als een generieke renteaftrekbeperking, waarbij een percentage van 30% van de EBITDA wordt gehanteerd. Dit komt overeen met de minimumstandaard van de ATAD-1 richtlijn. Bovendien hanteren al deze landen een drempel voor de renteaftrekbeperking van € 3 miljoen, wat eveneens overeenkomt met de minimumstandaard van de ATAD-1 richtlijn. Hoewel geen EU-lidstaat meer, zien we in het Verenigd Koninkrijk een vergelijkbare generieke renteaftrekbeperking. De zogeheten Corporate Interest Restriction beperkt de aftrekbaarheid van de nettorentelasten tot 30% van de EBITDA, met een drempel van £ 2 miljoen. De Nederlandse implementatie van de ATAD 1 richtlijn wijkt hiermee af van die van veel EU-lidstaten, zoals ook wordt erkend in het rapport, waar de Nederlandse earningsstrippingmaatregel wordt beschreven als ‘bovengemiddeld streng’.
Aandacht voor fiscale behandeling van eigen en vreemd Vermogen
De tweede doelstelling is een bekend geluid in het politieke debat, namelijk het streven om het verschil in fiscale behandeling tussen eigen en vreemd vermogen te verminderen, om zo de neutraliteit van de vennootschapsbelasting te waarborgen bij het belasten van verschillende soorten winst. Hoewel uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis blijkt dat de earningsstrippingmaatregel is ingezet als middel om dit doel te bereiken, is dit niet het hoofddoel van de maatregel die voortkomt uit de ATAD 1-richtlijn. De specifieke maatregel uit de ATAD 1-richtlijn heeft tot doel het ontmoedigen van praktijken waarbij winsten worden verschoven van landen met hoge belastingdruk naar landen met gunstiger fiscale regimes door middel van excessieve rentebetalingen. Hierbij wordt opgemerkt dat de EU ervoor heeft gekozen om het ongewenste verschil in fiscale behandeling tussen eigen en vreemd vermogen op een andere manier aan te pakken. Dit gebeurt in de vorm van het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie om een "Debt-Equity Bias Reduction Allowance" (het "DEBRA-voorstel") in te voeren, dat eerder dit jaar na een periode van stilte nieuw leven werd ingeblazen als onderdeel van het richtlijnvoorstel ‘’Business in Europe: Framework for Income Taxation’’ (het ‘’BEFIT-voorstel’’) dat gericht is op de EU-harmonisatie van de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting.
Vereenvoudiging op internationaal niveau
Het rapport "Belastingen in een maatschappelijk perspectief: Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel" verkent, what is in the name, het bereiken van een verbeterd en vereenvoudigd belastingstelsel. In het kader van de earningsstrippingmaatregel zou het gelijktrekken van het percentage en de drempel in de maatregel met die van omliggende EU-lidstaten leiden tot een onmiskenbare vereenvoudiging in internationaal verband. Behalve de bevordering van de harmonisatie van de aftrekbaarheid van vreemd vermogen op EU niveau, zou dit ook ten goede komen aan het fiscale vestigingsklimaat en concurrentievermogen van Nederland. Concreet betekent dit een verhoging van het percentage van de earningsstrippingmaatregel tot 25%, zoals aanbevolen in het rapport, of, in het belang van verdere fiscale convergentie met het buitenland, een verhoging van het percentage van de earningsstrippingmaatregel tot 30%, zoals het geval was vóór 2022. Tevens zou de drempel in de earningsstrippingmaatregel kunnen worden verhoogd tot € 3 miljoen.
Aanpassing van de drempel in de earningsstrippingmaatregel
De laatstgenoemde aanbeveling staat echter in schril contrast met de beleidsaanbeveling in het rapport om de drempel in de earningsstrippingmaatregel te verlagen naar € 0,5 miljoen. Hoewel het doel van deze beleidsaanbeveling, namelijk het verminderen van het verschil in fiscale behandeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, aandacht vereist, lijkt de earningsstrippingmaatregel als instrument hiervoor niet toereikend. Een dergelijke verlaging zou negatieve gevolgen hebben voor het MKB en extra administratieve lasten voor ondernemers met zich meebrengen, terwijl het ook de afwijking van de Nederlandse earningsstrippingmaatregel op EU-niveau zou vergroten. Dat de earningsstrippingmaatregel ook de neutraliteit in de vennootschapsbelasting ten aanzien van de behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen bevordert, is slechts een bijkomend voordeel dat niet als primair doel van de maatregel moet worden beschouwd. Een mogelijke oplossing zou kunnen liggen in het DEBRA-voorstel en het BEFIT-voorstel, waarbij gestreefd kan worden naar een multilaterale herziening van de fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen op EU-niveau. Bovendien zou een verhoging van de drempel in de earningsstrippingmaatregel het ‘opknippen’ van vennootschappen ontmoedigen. Dit zou, ook met inachtneming van EU-harmonisatie en het fiscale vestigingsklimaat, een eenvoudigere anti-fragmentatie oplossing zijn dan het volledig buiten toepassing laten van de drempel voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed, wat de maatregel verder uit de pas zou laten lopen op EU-niveau.