EY verwijst naar de wereldwijde organisatie en kan verwijzen naar een of meer van de lidfirma's van Ernst & Young Global Limited, die elk een afzonderlijke juridische entiteit zijn. Ernst & Young Global Limited, een Britse vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verleent geen diensten aan cliënten.
Omdenken
Het is goed te beseffen waarom DORA en NIS2 deze insteek hebben. Het heeft te maken met een omkering in denken over cybersecurity. Vroeger redeneerden we vanuit de vraag of een organisatie tot de vitale infrastructuur hoorde. Dat was maar voor een paar dozijn organisaties het geval. Nu redeneren we vanuit de vraag: zijn de diensten die ze leveren essentieel voor burgers? Daarnaast kijken we ook vanuit het businessmodel van de hacker en hoe die via partners kan binnendringen op vitale diensten. Die insteek is broodnodig, zo leert ook een recente waarschuwing van bijvoorbeeld de Amerikaanse inlichtingendienst NSA. Hackers blijken bijvoorbeeld voor ransomware of de diefstal van intellectuele eigendommen vaak hun pijlen te richten op kleine toeleveranciers of juridische en financiële dienstverleners. ASML bijvoorbeeld brengt deze filosofie met haar toeleveranciers al jaren succesvol in de praktijk, en dat voorbeeld wordt nu breder in wetgeving toegepast.
Kroonjuwelen
Een andere belangrijke ontwikkeling in de wetgeving is dat cyber nu echt Chefsache wordt. Ik herinner me nog dat toenmalig minister Donner – tijdens de problemen rond Diginotar in 2010 – een pleidooi hield dat het de hoogste tijd was dat cyber een serieuze plek kreeg op de agenda van de raad van bestuur. Toch lukte dat in de jaren erna niet echt. Nu is er geen ontkomen meer aan, omdat de wetgeving tanden heeft gekregen en ook bestuurdersaansprakelijkheid kent van maximaal twee procent van de jaaromzet: precies het losgeld dat criminele hackers ook vragen. Het effect is dat bestuurders het serieuzer gaan nemen en mogelijk ook dat ze die aansprakelijkheid willen verzekeren. Verzekeraars willen dat best doen, maar dan eisen ze wel goede maatregelen en inzicht in de kroonjuwelen en de bijbehorende risico’s. Dat is wat mij betreft een prima prikkel om echt tot verbetering te komen. En ik zie ook partijen opstaan die diensten aanbieden om financiële instellingen hierbij te helpen.
Focus op risk
Verder speelt hier ook het haast klassieke dilemma van de principle based- versus de rule based- benadering, zoals eigenlijk bij elk wetgevingstraject. Ik kan niet ontkennen dat sommige standaarden detaillistisch zijn en wat directief zijn ingestoken over wat je precies moet. Toch gaan we echt voor een principle based-benadering. Niet voor niets is de term risk based op veel plekken toegevoegd in de tekst. Ik ben er dan ook van overtuigd dat instellingen niet bang moeten zijn om de dialoog aan te gaan met de toezichthouder over hoe ze vanuit principes bepaalde afwegingen maken. Daar is echt wel ruimte voor. Al is het natuurlijk wel zo dat daar ook verschillen per land zijn. In Oostenrijk is er een cultuur van rechtspositivisme – je volgt de wet, zelfs als die onredelijk is – terwijl je in Frankrijk bijvoorbeeld een soepeler rechtstraditie hebt. Ik besef dat dat lastig kan zijn voor instellingen die in meerdere landen actief zijn.