Inzicht caseload soms nog lastig
Op basis van de inzichten van deze dashboards kunnen teamleiders bij Jeugdbescherming west medewerkers beter inzetten en uitval voorkomen. Wel blijkt dat de caseload van Jeugdbescherming niet in alle gevallen even goed te voorspellen is. Van Brakel: “We zien dat met name de aantallen en inzet van jeugdmedewerkers voor reguliere jeugdreclassering, ondertoezichtstelling en voogdijzaken vrij goed te voorspellen is. Vooruitkijken bij crisisinterventie en huisverboden is lastiger gezien de complexere aard en grilliger verloop van deze zaken.”
Mooie bijvangst: jaarverslag sneller beschikbaar
Een mooie bijvangst van de data dashboards is de snellere totstandkoming en afwikkeling van het jaarverslag. Van Halem: “De dashboards maken het makkelijker om ons jaarverslag in de opzet sneller klaar te hebben. Volgend jaar zouden we, bij wijze van spreken, op 5 januari ons jaarverslag (cijfermatig) al (grotendeels) klaar kunnen hebben, finetuning daargelaten natuurlijk.”
Ambitie voor de toekomst
Maar de ambitie reikt verder. Met de interne inzichten die het datamodel geeft, wil Jeugdbescherming de focus verleggen naar de zorgbehoefte van de jeugd. Het doel? De zorg nog beter op hen toe te spitsen. Vragen als: ‘Hoe dring je recidive terug’ en ‘Hoe kun je anticiperen op specifieke zorgbehoeften?’ liggen in het verlengde hiervan. Ook kunnen voorspellende data gebruikt worden om wachtlijsten te voorkomen door aantallen (te verwachten) cliënten te voorspellen.
Het datamodel leent zich als basis goed voor deze ambitie, maar om deze te realiseren moet er nog wel veel gebeuren. Veel relevante data om het model te vullen en om te vormen naar een voorspellend datamodel, ontbreken namelijk nog. Van Brakel: “Inputbronnen zoals scholen, wijkagenten en de GGD zijn hiervoor belangrijk, maar zijn nu niet integraal beschikbaar. Signalen van scholen zou je bijvoorbeeld via een portaal bij Jeugdzorg kunnen laten binnenkomen. Met de nasleep van de coronacrisis, bijvoorbeeld leerachterstanden door de sluiting van scholen of baanverlies binnen een gezin, zou een dergelijke aanpak van ongekende waarde zijn.”
Van Halem beaamt de complexiteit van de uitvoering van deze ambitie. Naast de ontbrekende data is de Jeugdbescherming een ‘aparte tak van sport’ waar meerdere belangen spelen. “Wij werken heel anders dan bijvoorbeeld een ziekenhuis. Ouders hebben ook wat te zeggen over het werk dat wij doen. Denk hierbij aan de situatie waarin wij een jeugdbeschermingsmaatregel moeten toepassen, zoals een uithuisplaatsing. Het kind is hierbij gebaat, maar de ouders niet altijd, zij hebben ook nog wat te zeggen. Dit meetbaar maken is complex. Ik ben dan ook benieuwd wat we wel (en niet) concreet kunnen maken met een dergelijk voorspellend data model.”