Staatssecretaris noemt een aantal mogelijke tegemoetkoming
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over mogelijke tegemoetkomingen in box 3 van de inkomstenbelasting voor verhuurders van onroerende zaken.
De aanleiding hiervoor is een debat dat op 19 maart 2025 heeft plaatsgevonden in de Tweede Kamer. Verschillende Kamerleden hebben toen aandacht gevraagd voor de belastingdruk in box 3 bij verhuurders van onroerende zaken. Het pijnpunt zit vooral in de voorgenomen verhoging van het forfait op overige bezittingen in de jaren tot de beoogde invoering per 1 januari 2028 van een stelsel waarin belastingheffing plaatsvindt op basis van werkelijk rendement.
De tegemoetkomingen die de staatssecretaris noemt leiden wel tot een budgettaire derving. De staatssecretaris geeft aan dat deze conform de begrotingsregels gedekt moet worden. Een nadere afweging moet nog plaatsvinden.
Dit zijn de tegemoetkomingen die de staatssecretaris heeft geopperd:
Geen of lagere verhoging forfait in 2026 en 2027
Beoogd is om het forfait voor overige bezittingen in 2026 en 2027 met 1,78%-punt te verhogen. Een optie is om dit forfait voor overige bezittingen niet te verhogen, dan wel om het forfait alleen in 2027 te verhogen. De andere optie is om het forfait voor overige bezittingen voor de jaren 2026 en 2027 wel te verhogen, maar minder dan in eerste instantie beoogd.
Kostenaftrek in de tegenbewijsregeling in 2026 en 2027
De tegenbewijsregeling in box 3 biedt niet de mogelijkheid om de werkelijk gemaakte kosten af te trekken. De Hoge Raad heeft aangegeven dat bij het bepalen van het werkelijke rendement voor de tegenbewijsregeling geen rekening moet worden gehouden met kosten, met uitzondering van rente op schulden die in box 3 vallen.
Een mogelijkheid is om de werkelijk gemaakte kosten voor alle box 3-vermogensbestanddelen in mindering te brengen op het werkelijke rendement. Een andere mogelijkheid is de invoering van een forfaitaire kostenaftrek. De gedachte daarbij is dat werkelijke kostenaftrek bewerkelijk is voor belastingplichtigen en de Belastingdienst en dat een forfaitaire benadering eenvoudiger is. Dan zou bijvoorbeeld een forfaitair percentage van 0,6% van alle bezittingen en schulden kunnen worden afgetrokken van het werkelijke rendement dat conform de tegenbewijsregeling is berekend.
Een alternatief is om de kostenaftrek (werkelijk of forfaitair) alleen in te voeren voor onroerende zaken. De verwachting is echter dat deze variant juridisch onhoudbaar is.
Actualisering leegwaarderatio per 2026
In box 3 wordt de waarde van woningen (anders dan de eigen woning) in beginsel vastgesteld op basis van de WOZ-waarde. De WOZ-waarde gaat uit van de waarde in vrij opleverbare staat. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het feit dat een verhuurde staat gevolgen kan hebben voor de waarde. Daarom geldt voor bepaalde verhuursituaties voor woningen een afwijkende waarderingsregeling (leegwaarderatio). Die waarderingsregel kan worden geactualiseerd.