Heffingskorting moet volgens de Hoge Raad worden vastgesteld op basis van belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland en niet op basis van wereldinkomen
De Hoge Raad heeft recentelijk een prejudiciële vraag van een rechtbank beantwoord. De rechtbank vroeg de Hoge Raad hoe voor een buitenlands belastingplichtige die (een deel van het jaar) premieplichtig is in Nederland, het premie volksverzekering (PVV)-deel van de ouderenkorting moet worden berekend. De Hoge Raad oordeelt dat het belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland hiervoor bepalend is en niet het wereldinkomen.
Geschil
In onderhavige zaak woonde belanghebbende in 2021 het gehele jaar in het buitenland. Hij was dat gehele jaar buitenlands belastingplichtig in Nederland, en was toen niet aan te merken als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.
Tussen partijen is voor de rechtbank in geschil of belanghebbende ook recht heeft op toepassing van de heffingskorting voor de volksverzekeringen voor zover het gaat om de ouderenkorting. Het geschil spitst zich toe op de vraag hoe het gebruikte begrip "verzamelinkomen" moet worden uitgelegd als het gaat om het vaststellen van het premiedeel van de ouderenkorting voor een buitenlandse belastingplichtige die niet is aan te merken als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.
De inspecteur is van mening dat het gaat om het totale wereldwijde verzamelinkomen van de belastingplichtige, met inbegrip van niet in Nederland belastbaar inkomen. In dat geval zou belanghebbende geen recht hebben op het premiedeel van de ouderenkorting. Belanghebbende bepleit daarentegen dat het hierbij in aanmerking te nemen verzamelinkomen alleen bestaat in het Nederlandse inkomen van de buitenlandse belastingplichtige. In dat geval zou hij wel recht hebben op het premiedeel van de ouderenkorting.
Hoge Raad
De Hoge Raad komt na een analyse en uiteenzetting tot de beslissing dat voor zowel de ouderenkorting als ook de heffingskorting het belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland bepalend is.
De Hoge Raad geeft aan dat voor een buitenlandse belastingplichtige die geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige de heffingskorting voor de volksverzekeringen, evenals de heffingskorting voor de inkomstenbelasting, worden berekend op basis van het bedrag van de standaardheffingskorting. Dit betekent dat voor zover het om inkomen uit werk en woning gaat, de van die korting deel uitmakende ouderenkorting moet worden vastgesteld op basis van het belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland van de belastingplichtige. De aldus berekende heffingskorting voor de volksverzekeringen moet volgens de Hoge Raad tijdsevenredig worden verminderd naar rato van de periode van premieplicht in het kalenderjaar als het gaat om iemand die, anders dan door overlijden, slechts gedurende een gedeelte van het kalenderjaar premieplichtig is.