Europese Commissie stelt inbreukprocedure in wegens niet uitbreiden Nederlandse regeling voor belastingvermindering tot buitenlandse beleggingsfondsen, die vergelijkbaar zijn met binnenlandse beleggingsfondsen
De Europese Commissie heeft recentelijk besloten een inbreukprocedure in te stellen wegens het niet uitbreiden van de Nederlandse regeling voor belastingvermindering tot buitenlandse beleggingsfondsen, die vergelijkbaar zijn met binnenlandse beleggingsfondsen.
De Europese Commissie legt uit dat de Nederlandse wet voorziet in een vermindering van de dividendbelasting die beleggingsfondsen dienen af te dragen over dividenden die zij ontvangen van vennootschappen waarin zij aandelen houden door de belasting te compenseren die is betaald door de Nederlandse ondernemingen die de dividenden uitkeert. Deze vermindering wordt toegekend ten aanzien van de dividendbelasting (en soortgelijke buitenlandse belastingen) welke drukt op het inkomen van het beleggingsfonds. Gedoeld wordt op de afdrachtvermindering van art. 11a Wet DB die geldt voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) in de zin van art. 28 Wet Vpb 1969.
Op grond van de afdrachtvermindering kunnen fbi’s de ten hunne laste ingehouden dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen onder voorwaarden in mindering brengen op de door de fbi zelf af te dragen Nederlandse dividendbelasting bij (voor fbi’s verplichte) dooruitdeling van winst. Hierdoor kunnen fbi’s de te hunne laste ingehouden dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen effectief verleggen naar hun aandeelhouders/participanten. Omdat de faciliteit is gekoppeld aan inhoudingsplicht voor de dividendbelasting en die inhoudingsplicht alleen bestaat voor in Nederland gevestigde fbi’s, kunnen buitenlandse beleggingsinstellingen (bbi’s) geen beroep doen op de regeling van de afdrachtvermindering. In 2021 heeft de Hoge Raad bepaald dat de regeling van de afdrachtvermindering geen belemmering oplevert van het vrije verkeer van kapitaal onder het EU-recht. De Hoge Raad geeft onder meer aan dat de desbetreffende buitenlandse beleggingsfondsen zich niet in een situatie bevinden die vergelijkbaar is met de situatie van een Nederlandse fiscale beleggingsinstelling.
De Commissie geeft aan dat buitenlandse beleggingsfondsen de dividendbelasting die Nederlandse ondernemingen betalen over dividenden die zij aan buitenlandse beleggingsfondsen uitkeren en die deze laatste vervolgens aan hun eigen beleggers uitdelen, niet kan compenseren (in tegenstelling tot Nederlandse beleggingsfondsen). Daarom maakt de Nederlandse regeling voor belastingvermindering het voor buitenlandse beleggingsfondsen volgens de Commissie minder aantrekkelijk om hun diensten aan Nederlandse beleggers te verlenen en te investeren in aandelen van in Nederland gevestigde ondernemingen. De Commissie is, kennelijk in tegenstelling tot de Hoge Raad, van mening dat de regeling derhalve in strijd is met EU-recht.
Nederland heeft twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Europese Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten tot vervolgstappen.